maandag 23 maart 2009

De vrouw van Potifar: uit op een avontuurtje of een dieper verlangen?


Deze uitleg is volledig gebaseerd op het hoofdstuk hierover uit het boek 'Genesis, belichting van het bijbelboek' van Ron Pirson.

Het cliché wil dat veel verhalen waarin seksualiteit sterk op de voorgrond treedt, de man het slachtoffer wordt van de manipulaties van de vrouwelijke tegenspeler. Genesis 39 voegt zich naadloos in dit patroon, althans voor wie de gebruikelijke uitleg volgt van dit verhaal, namelijk dat de vrouw van Potifar wraak neemt op Jozef omdat hij weigert met haar te slapen. Volgens commentatoren is dit een goede reden voor haar om Jozef de gevangenis in te laten gooien.

Er is echter een andere lezing van dit verhaal mogelijk. Daarvoor dienen we eerst een aantal zaken op een rijtje te zetten.

Potifar is volgens de Hebreeuwse tekst een 'saries', wat 'dienaar', 'hoveling' of 'eunuch' kan betekenen. De Septuagint vertaalt het in Genesis 39:1 en in Genesis 37:36 beide keren met 'eunuch'.
Een eunuch is iemand die om politieke redenen gecastreerd is, omdat hij dichtbij een machthebber stond en deze machthebber zeker wilde stellen dat de nakomelingen van zijn vrouw(en) ook echt van hem waren.

De vrouw gebruikt twee keer bijna hetzelfde verhaal jegens haar huisgenoten en Potifar om uit te leggen wat er is gebeurd tussen haar en Jozef.

Weergave aan de huisgenoten:
Vers 14,15: Zie hij heeft gebracht tot ons een Hebreeuwse man om te spotten (tsachaq) met ons. Hij is gekomen tot mij om met mij te liggen en ik riep met luide stem. En het gebeurde toen hij hoorde dat ik mijn stem verhief en riep, hij liet zijn kleed naast mij achter en vluchtte en ging naar buiten.

Weergave aan Potifar:
Vers 17,18: Gekomen tot mij is de Hebreeuwse slaaf die jij hebt doen komen tot ons om te spotten (tsachaq) met mij. En het gebeurde dat toen mijn stem luider werd en ik riep, hij zijn kleed achterliet en naar buiten vluchtte.

Er zijn twee verschillen aan te wijzen die voor de alternatieve lezing van belang zijn. In de eerste verklaring gebruikt ze de uitdrukking 'Hebreeuwse man' en in de tweede 'Hebreeuwse slaaf'. In de eerste verklaring vermeldt de vrouw expliciet dat Jozef bij haar kwam om met haar te liggen, wat ze in de tweede achterwege laat.

Het Hebreeuwse werkwoord 'tsachaq' wat in beide verklaringen wordt gebruikt is hier vertaald met 'spotten'. Het woord kan daarnaast ook 'lachen', 'liefkozen' of 'vrijen' betekenen. Vergelijk Genesis 26:8 waar Isaak met Rebekka aan het liefkozen is, hier wordt exact hetzelfde woord gebruikt.

De alternatieve lezing van dit verhaal kan nu als volgt worden neergezet. De eunuch Potifar kan bij zijn vrouw geen nageslacht verwerven. Hij wil, om toch nageslacht te kunnen hebben, hiervoor een slaaf inzetten. Daarom plaatst hij de slaaf Jozef, schoon van gestalte (vers 6), veelal onbewaakt in de buurt van zijn vrouw. Hij stelt Jozef over álles wat hij heeft (vers 4), maar blijkbaar gaat dit nog verder dan Jozef zelf denkt (vers 9).

Hier gebeurt iets wat in Genesis al een aantal malen eerder heeft plaats gevonden, maar dan met de rol vrouw/man omgedraaid. Niet de vrouw (Sara, Rachel en Lea) stelt haar slaaf beschikbaar aan de man om een nakomeling te verwekken, maar hier stelt de man aan zijn vrouw een slaaf beschikbaar om een nakomeling te verwekken.
Zo bezien resoneert de onderbreking in het verhaal van Jozef (Genesis 37,39-50), namelijk het verhaal van Juda en Tamar (Genesis 38), na in het vervolg. Tamar verwerft op niet conventionele wijze nageslacht bij Juda. De vrouw van Potifar is niet op een avontuurtje uitgeweest, maar heeft ook geprobeerd om de familie voor uitsterven te behoeden.

Waarom gebruikt de vrouw twee keer bijna hetzelfde verhaal maar niet helemaal precies hetzelfde verhaal? Tegen haar huisgenoten moet ze zien uit te leggen waarom Jozef het huis uit moet. Ze beschuldigt Jozef, de Hebreeuwse man, die Potifar tot hen deed komen om met hun te spotten, van verkrachting. Haar verklaring richting Potifar kan gelezen worden als: de Hebreeuwse slaaf, die Potifar heeft laten komen om met haar te vrijen, heeft aan zijn opdracht niet gehoorzaamd.

Deze lezing wordt ondersteund door het feit dat Jozef slechts wordt opgesloten in de gevangenis. De wetgeving (aangenomen dat iets soortgelijks ook in Egypte heeft gegolden) in Deuteronomium 22:22-24 stelt dat verkrachting bestraft dient te worden met de dood. Als een vrouw om hulp roept, is zij onschuldig en hoeft niet tot dood te worden gebracht. Het feit dat de vrouw van Potifar riep kan betekenen dat ze haar eigen positie niet wilde ondermijnen en in het geval van verkrachting vrijuit zou gaan.
Potifar stelt echter slechts werkweigering ten laste en de ongehoorzame slaaf Jozef wordt opgesloten in de gevangenis.

De hier gepresenteerde lezing laat zien dat Potifars vrouw niet de gemene lichtekooi is die de exegetische traditie in de loop van de afgelopen eeuwen van haar gemaakt heeft. Het is niet nodig mensen slechter voor te stellen dan nodig is – ook in de Bijbel niet.

Geen opmerkingen: